Op 22 oktober 2014 heeft Stichting Rookpreventie Jeugd haar zaak de Staat der Nederlanden aangebracht bij de rechter. Wat zijn de eisen die in die zaak worden gesteld? Een overzicht in 10 punten.
Uitgangspunt voor de Stichting Rookpreventie Jeugd is artikel 5.3 van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO FCTC). Artikel 5.3 bepaalt dat, kort gezegd, de overheid de deur dicht moet houden voor de tabakslobby. Dat doet de overheid niet. De tabakslobby heeft oncontroleerbare invloed op het tabaksontmoedigingsbeleid. Daar moet een eind aan komen. De Stichting Rookpreventie jeugd vraagt daarom aan de rechter uit te spreken:
- dat de Nederlandse overheid artikel 5.3 overtreedt door stelselmatig contact te onderhouden met de tabakslobby, en deze zo de kans geeft invloed uit te oefenen op het tabaksontmoedigingsbeleid.
- dat de Staat binnen maximaal drie maanden een eind maakt aan deze contacten, en aan de tabakslobby per brief en per mail laat weten dat de overheid geen contacten met haar meer zal hebben
- dat de overheid daadwerkelijk stopt met elke vorm van communicatie over tabaksbeleid en -regelgeving met vertegenwoordigers van de tabakslobby
- dat de overheid niet meer met de tabakslobby samenwerkt in publiekscampagnes tegen het roken
- dat de overheid alle staatsorganen – dus ook alle lagere overheden zoals gemeenten en provincies – informeert over de verslavende en schadelijke aard van tabaksproducten en over de noodzaak het tabaksontmoedigingsbeleid te beschermen tegen invloed van de tabakslobby. Daarbij moet ook worden verteld welke lobbytactieken de tabakslobby (heeft) gebruikt om deze invloed wél uit te oefenen.
- dat alle bewindspersonen en ambtenaren van de regering en van andere staatsorganen – dus ook alle lagere overheden – moeten worden geïnformeerd dat communicatie met de tabaksindustrie en de -lobby in strijd is met artikel 5.3. van de FCTC. Een uitzondering wordt gevormd voor die communicatie die strikt noodzakelijk is voor de technische uitvoering van bestaand beleid
- dat de overheid alle voor de uitvoering van beleid strikt noodzakelijke communicatie met de tabaksindustrie steeds in het openbaar laat gebeuren en op de website van de overheid publiceert.
- dat de centrale overheid bij alle lagere overheden informeert welke contacten zij hebben met de tabakslobby en de ontvangen informatie steeds binnen een week openbaar maakt
- dat de overheid alle bewindspersonen en ambtenaren van de regering en andere staatsorganen – dus ook lagere overheden – informeert dat de tabakslobby op geen enkele wijze een voorkeursbehandeling mag genieten.
- dat de overheid er op toe ziet dat alle bewindspersonen en ambtenaren van alle staatsorganen – dus ook lagere overheden – geen banden hebben met de tabaksindustrie en -lobby, zodat nooit meer sprake kan zijn van enige belangenverstrengeling.
Tenslotte dient de overheid er voor te zorgen dat alle brieven, mails en circulaires die in verband met de voorgaande punten worden verstuurd direct openbaar worden gemaakt op de website van de rijksoverheid en in de Staatscourant.